In Königsberg (Pruisen, Duitsland) werden in 1930 twee blauwe katertjes geboren uit een Russische blauwe vader en een moeder die werd omschreven als een bruine Angora. Beide nestbroertjes hadden een krullerige vacht. Van één van hen , Munk, is bekend dat hij op volwassen leeftijd ongecastreerd los buiten liep. Op die manier kan hij hebben bijgedragen aan de verspreiding van het gen dat krulhaar veroorzaakt.
De krullerige Munk is veertien jaar oud geworden. Veel later, na de Tweede Wereldoorlog, werden er in de jaren vijftig in Berlijn opnieuw krullerige katten ontdekt. Onbekend is of deze katten afstammelingen zijn van Munk. Aangezien veel mensen uit Königsberg en omgeving in de oorlogsjaren in Berlijn gewerkt hebben, zou dit een optie kunnen zijn. De gedocumenteerde geschiedenis van het ras German Rex begint echter pas echt in het jaar 1951. In dat jaar vond de dierenarts Dr. Scheuer- Karpin een zwart poes met een krullerige vacht, die zich ophield op het terrein van een ziekenhuis. Toen zij het dier nader bekeek, bleek het enkel een zachte, gegolfde ondervacht te hebben, vergelijkbaar met die van de Cornish Rex, en geen (hardere) bovenvacht. Op het moment dat Dr. Scheuer- Karpin het poesje in huis nam, was het waarschijnlijk al vier jaar oud. De dierenarts noemde haar vondeling Lämmchen.
Lämmchen werd gedekt door een gewone huiskat, Bläcki genaamd. De kittens die hieruit geboren werden , hadden allemaal een normale vacht. Daarop wilde Dr. Scheuer- Karpin Lämmchen laten dekken door een zoon van haar, om te zien of de krullerige vacht werd veroorzaakt door een recessie gen. Echter: Lämmchen accepteerde enkel Bläcki als partner en liet zich pas na zijn overlijden dekken door haar zoon Fridolin. Dat was in het jaar 1957, Lämmchen was toen minstens tien jaar oud. Uit deze dekking werden vier kittens geboren: twee van hen hadden een normale vacht en twee hadden een krulharige vacht. Zo kon vastgesteld worden dat de krullerige vacht na Lämmchen vergelijk was en bovendien recessief vererfde.
Dr. Scheuer- Karpin wilde deze mutatie graag vastleggen in een nieuw ras, maar ze kreeg weinig bijval in haar eigen land. Logisch gezien de tijdsgeest waar dit zich afspeelde. Enkele nakomelingen van Lämmchen kwamen in Engeland terecht waar ze gebruikt werden voor het inbrengen van nieuw bloed in de Cornish Rex – het gen dat krulhaar bij de German Rex veroorzaakt, bleek namelijk hetzelfde als dat van de Cornish Rex.
Toch waren er in Duitsland, met name in Oost-Duitsland, nog een paar mensen te vinden die het jonge ras in stand wilden houden. In de periode zijn er zowel huiskatten als Perzen als Devon Rexen in de German Rex gekruist om de genenbasis te verbreden. Dat was ook noodzakelijk, omdat er weinig ander materiaal voorhanden was achter het (toenmalige) Ijzeren gordijn. Desondanks werden er zo nu en dan ook nieuwe krullerige katten ontdekt, die in het fokprogramma betrokken werden. In 1970 werd de German Rex-poes Jeanette kom Grund, op een grote tentoonstelling in Praag (Tsjechië) tentoongesteld. In 1973 werden enkele German Rexen geëxporteerd naar West-Duitsland en begonnen iets meer mensen zich voor het behoud van het ras in te zetten. Hoewel het ras in 1983 werd erkend door de Fifé, is het ras vandaag de dag nog steeds in volle opbouw. In 2002 werd in Duitsland de eerste rasvereniging voor dit ras opgericht.
Bron: De grote kattenencyclopedie – Esther Verhoef